De groeiende bevolking na de Tweede Wereldoorlog en de democratisering van het onderwijs dwingen tot een hervorming van het onderwijs en ook tot het verlengen van de leerplicht tot 16 jaar. Bovendien wordt in Wevelgem de oprichting aangekondigd van een rijksmiddelbare school op 1 september 1958. Eén middelbare school zou de keuze van de ouders erg beperken en er wordt beslist om in Wevelgem een katholieke school op te richten, een afdeling van het Sint-Aloysiuscollege in Menen, die zou starten met het 6de en 5de moderne (eerste en tweede jaar secundair).
Tijdens de vakantiemaand augustus van 1958 kreeg E.H. Adrien De Jaegere de opdracht om een jongensschool op te richten voor 1e en 2de jaar. Met veel dynamisme gaat hij aan de slag en op 1 september slaagt hij er in om het Sint-Pauluscollege te starten met twee leraren en 44 leerlingen, in een paar klasjes van de huishoudafdeling van de Zusters van Liefde.
Er moet echter dringend een echt schoolgebouw komen. E.H. De Jaegere heeft zijn eigen ideeën over een schoolgebouw. Het moet open en licht zijn, toegankelijk en een open geest reflecteren. Een totaal nieuwe school ontwerpen en bouwen is een lang en duur proces, maar misschien zijn er andere mogelijkheden …
Na de Expo verandert het Heizelterrein in één grote bouwmarkt, want de paviljoenen moeten voor eind februari 1959 afgebroken en opgeruimd zijn. Een aantal keert terug naar het land van oorsprong doch andere worden in hun geheel of ten dele verkocht.
Aanvankelijk zou het Joegoslavisch paviljoen heropgebouwd worden in Belgrado, maar die plannen gaan niet door en het wordt te koop gesteld. Het is de firma ‘De Dender’ uit Geraardsbergen, beheerd door de boers Waterinckx, die het paviljoen uiteindelijk opkoopt.
De uitverkoop was ook interessant nieuws voor E.H. De Jaegere die zijn broer Jan, architect, inschakelde om te zien of het paviljoen kon worden aangepast naar een school. Toen dit inderdaad het geval bleek te zijn, kon het Bisdom Brugge het gebouw overkopen van het bedrijf Waterinckx, dat zou instaan voor de verhuis en heropbouw in oorspronkelijke staat van het paviljoen.
Er wordt snel een stuk bouwgrond gevonden palend aan de meisjesschool. In maart 1959 begint men met het leveren van het materiaal.
In totaal worden 18 vrachten met 300 T materiaal getransporteerd en het wordt een hele klus om de meer dan 30 meter lange stalen leggers van Bussel naar Wevelgem te krijgen.
Het grondwaterpeil van het stuk bouwgrond is echter te hoog en voor de werken starten moet er grondig gedraineerd worden. Om het overtollige water op te vangen wordt een vijver gegraven die vandaag nog dienst doet als waterregulator.
Eenmaal de werken gestart loopt alles vrij vlot. Eerst wordt de grondplaat gegoten en met behulp van twee kranen van de firma Saerens wordt het volledig paviljoen, als één grote meccano, opnieuw ineengezet.
De twee rechthoekige perforaties in de vloeren worden dicht gemaakt en de houten vloeren van de verdiepen worden vervangen door beton en een tegelvloer en vóór de winter van 1960-61 staat het gebouw er bij als tijdens de Expo, klaar om te overwinteren.
In het voorjaar van 1961 start de rest van de aanpassingswerken. De onderste verdiepingen moeten van een glazen wand voorzien worden, de binnenruimte moet gecompartimenteerd worden om er klassen in onder te brengen en er moet verwarming en elektriciteit voorzien worden. Dit gaat gepaard met de klassieke bouwperikelen, technische problemen en laattijdige opleveringen.
Ondanks alle problemen dirigeert E. H. De Jaegere als een echte bouwheer de werken en slaagt hij er in de school zover klaar te krijgen dat ze in september 1961 de eerste leerlingen kan ontvangen.
Op 25 juni 1961 werd het gebouw officieel ingewijd door Mgr. De Smedt en kreeg het zijn definitieve naam: Sint-Pauluscollege.